Visie van de school

De visie van Maria Montessori op onderwijs en opvoeding is actueler dan ooit. Montessori zag in dat kinderen een eigen ontwikkelingsgang hebben. In plaats van een groep kinderen door een vooropgezet leerplan te loodsen, kun je beter het ijzer smeden als het heet is. Kijk goed naar elk kind en sluit aan bij de volgende stap in de ontwikkeling.

Montessori-onderwijs slaagt er beter dan andere onderwijsvormen in om kinderen een gevoel van onafhankelijkheid, eigenwaarde en vertrouwen te geven. Daarmee gunnen we hun een open, leergierige en autonome houding, die tot op hoge leeftijd bij hen blijft. Montessori vond, en wij vinden met haar, dat de primaire taak van onderwijs is om de leergierige houding niet plat te slaan, maar te koesteren.

Help mij het zelf te doen

Een ander belangrijk aspect van Montessori-onderwijs wordt samengevat met het motto: ‘Help mij het zelf te doen’. Kinderen hebben een natuurlijke drang tot zelfontplooiing. De volwassen opvoeders kunnen inspelen op deze behoeftes door de juiste leeromgeving en materialen te verzorgen. De lokalen zijn zo ingericht, dat de kinderen alles wat zij voor hun ontwikkeling nodig hebben, zelf kunnen pakken. Montessori noemt dit de voorbereide omgeving. De materialen in de klas passen precies bij de ontwikkelingsbehoeften van de leeftijdsgroep. De rol van de leraar is observeren, bijsturen en uitdagen. Dit individueel, omdat niet alle kinderen op precies hetzelfde moment aan dezelfde leerinhoud toe zijn.

Heterogene groepen

In elke groep werken en spelen kinderen van verschillende leeftijden met elkaar. Dat is een natuurlijke setting en leert kinderen te helpen, te volgen en te sturen. Zij ervaren in een cyclus van drie jaar hoe het is om de jongste, middelste en oudste in een klas te zijn.                                                   

Jonge kinderen leren door te kijken bij de oudere kinderen en krijgen zo een idee van wat er nog allemaal staat te gebeuren in de komende jaren. De oudere kinderen ervaren wat ze allemaal al geleerd hebben door de jongere kinderen te helpen.

Samenwerken

De kinderen werken alleen en samen aan materiaal. Ieder werkt op zijn eigen niveau en in zijn eigen tempo, zodat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de individuele ontwikkeling en mogelijkheden van elk kind. Door samen te werken aan opdrachten kom je allebei verder. Tijdens het werk maakt de leerkracht een rondgang en ondersteunt de kinderen. Maar zij helpen elkaar ook.

Naast het zelfstandig werken zijn er ook algemene lessen, kringen en groepslessen. 

Vrijheid in gebondenheid

De kinderen bewegen zich vrij door het lokaal. Zij kiezen zelf werk en gaan daarmee aan de slag, alleen of samen met een ander kind. Deze vrijheid vraagt dat kinderen verantwoordelijkheid leren nemen voor hun gedrag: anderen moeten immers gewoon door kunnen werken. Vandaar de vele lesjes in wellevendheid, prosociaal gedrag (elkaar helpen) en omgaan met het materiaal (opruimen, heel houden). "Vrijheid in gebondenheid," noemde Montessori dit.

Deze vrijheid vraagt dus om een grote zelfdiscipline en verantwoordelijkheid van de kinderen. De leerkracht schept duidelijke kaders waarbinnen kinderen deze vrijheden kunnen vormgeven. Kinderen die op deze manier hun eigen ontwikkeling gestalte kunnen geven vertonen een innerlijke rust, die in het onderlinge sociale gedrag tot uiting komt. Wij zijn dan ook trots op de prettige omgangssfeer die er onder de kinderen op onze school heerst.

Deel van het geheel

In de visie van Montessori vindt niets geïsoleerd plaats, maar is alles deel van een geheel. Een kind dat de wereld om zich heen gaat verkennen, ervaart de wereld als iets groots, als één geheel. Alles heeft met elkaar te maken. Welk onderwerp je ook kiest, de relaties met andere onderwerpen zijn zo talrijk, dat de te vormen leerstof op school onuitputtelijk is.

Ook het kosmisch onderwijs (wereldoriëntatie) draagt hier aan bij. De kinderen leren over de aarde en het universum als groter geheel en vervolgens over de verschillende ‘delen’ van het leven op aarde, waarbij steeds de verbondenheid met andere kennis centraal staat. Deze onderlinge verbondenheid vinden we terug in lessen over de oerknal tot en met de levenscyclus van insekten. Daardoor presenteren we niet een bak vol feitenkennis, maar een 'dieper' begrip van grote concepten als cycli, netwerken en sociale ordening.